Zomereik - Quercus robur
Robur betekent robuust, sterk en krachtig. De zomereik was en is enorm belangrijk in natuurgodsdiensten, rechtspraak, veldslagen, mythologie en folklore. Men ontleende kracht aan deze majestueuze eikenbomen. Onze meest algemene loofboomsoort lijkt zo gewoon, dat we nauwelijks beseffen hoe bijzonder hij eigenlijk is. We noemen de zomereik niet voor niets de 'koning van het woud'. Als hij eenmaal volwassen is, heeft hij weinig meer te duchten. Hij kan eeuwenoud worden.
Groeiplaats
Jonge eiken verdragen lichte schaduw in de ondergroei van bossen, maar om te blijven leven en door te groeien naar het kronendak is veel zonlicht nodig. Jonge aanplant is gevoelig voor uitdroging van de wortels tijdens verplanting en nachtvorst tijdens de bladontluiking. Ze zijn weinig eisend en groeien op uiteenlopende bodemsoorten, maar goede groei is alleen mogelijk op voedselrijke zand-, klei-, leemgronden. Daar kunnen de bomen hoogten van 30 tot 40 m bereiken. Zelfs op voedselarme en droge bodems of juist op tamelijk natte veengronden kunnen eiken groeien, zij het langzaam: ze bereiken dan soms slechts een hoogte van 15 m. Het is een sterke boom, die wind en zeewind goed verdraagt, strooi- en spatzout redelijk, maar verharding matig. Hij is bestand tegen tijdelijke overstroming in het begin van het groeiseizoen. In natuurlijke bostypen groeit hij vaak samen met berk en grove den op droge en arme gronden, met haagbeuk en linde op voedselrijke droge gronden, en met zwarte els, iep en es op voedselrijke vochtige gronden. Lijsterbes en vuilboom zijn vaak begeleiders in de struiklaag van lichte eikenbossen op zure bodems.
Biodiversiteit en aantastingen
Het aantal organismen dat delen van de zomereik gebruikt als voedsel, ermee in symbiose leeft of er zelfs volledig van afhankelijk is, loopt in de duizenden soorten. Enkele opvallende zijn de gaai, die in zijn keelzak 5 eikels tegelijk kan vervoeren en de verbreiding van eikels buiten de bossen voor zijn rekening neemt, de bosmuis die eikels binnen het bos verbreidt, de eikenpage (dagvlinder) die leeft van de honingdauw die bladluizen op de eikenbladeren uitscheiden, en vele soorten gallen. Zomereiken hebben in het voorjaar het meest te duchten van de rupsen. Een ware plaag vormen de rupsen van de eikenprocessievlinder. Eikenmeeldauw is een schimmelaantasting die vanaf 1907 in Europa voorkomt en vooral de jonge bladeren in juli en augustus tijdens een natte zomer volledig bedekt met wit poeder. Een combinatie van deze aantastingen kan voor een dusdanige verzwakking van de bomen leiden, dat de vitaliteit sterk achteruitgaat. Secundaire aantasters kunnen verdere achteruitgang veroorzaken en eiken doen afsterven. Zo bedreigt de eikenspintkever met name jonge aanplant en is de eikenprachtkever vaak verantwoordelijk is voor het afsterven van verzwakte volwassen eiken.
Toepassing en beheer
De meeste eikenbossen hebben een voorgeschiedenis van hakhoutbeheer, al dan niet met overstaanders (= voor kap gespaarde bomen) voor de oogst van eikenschors en eikels voor de varkensvetmesterij. Het middel hout, in feite hakhout met overstaanders, is een zeldzaam historisch bostype en vaak moeilijk te herkennen. Het is alleen nog te vinden in Zuid-Limburg als doorgegroeid voormalig hakhout met verspreide grote eiken met brede en diepe kronen. Zomereiken zijn hoog gewaardeerde bomen voor aanplant in bossen, lanen en parken, waarbij onder ideale omstandigheden in voedselrijke bossen grote hoogten van meer dan 30 m bereikbaar zijn. Vermeerdering van de soort vindt plaats door zaaien, het kweken van cultivars door enting op een onderstam. Er zijn vele zomereikenselecties met afwijkende kroonvorm, bladvorm of blad kleur.
Waar te zien
Zomereiken hoger dan 40 m staan in Hof te Dieren, Amelisweerd en het Zoniënwoud. Monumentale eiken behoren tot de dikste bomen van Nederland en Vlaanderen, met fantastische namen, zoals de meerstammige Kroezeboom te Ruurlo (gezamenlijke omtrek 1021 cm), de Dikke Boom van Verwolde te Laren (770 cm), de bomenboeketten van Groenendaal te Heemstede (880 cm), de Kozakkeneiken te Delden (748 cm), de Reuzeneik van Vorden (701 cm), de Wodanseiken in de Wolfhezer bossen de vermoedelijk oudste boom van Nederland (uit de 16° eeuw) op de Fleringer es (735 cm).
Gegevens op een rijtje
Natuurlijk areaal: Europa, Kaukasus en Turkije
Status: inheems, zeer algemeen
Bodemeisen: weinig eisend
Schaduwtolerantie (1-5): redelijk 2,5
Droogtetolerantie (1-5): redelijk, 3,0
Hoogte: 37-42 meter
Omtrek: 7-10 meter
Leeftijdverwachting: 200-400 jaar
Kroonvorm: ovaal tot koepelvormig, breed, halftransparant
Bladlengte: 8-11 cm
Bloeiperiode: mei
Zaadval: oktober
Vermeerdering: knaagdieren en vogels (vooral muizen en gaaien)
Toepassing: bossen, parken, lanen
Bron: Loofbomen in Nederland en Vlaanderen door Leo Goudzwaard
Uitgegeven door KNNV Uitgeverij, Zeist, ISBN 978 90 5011 4325, www.knnvuitgeverij.nl