Valse christusdoorn - Gleditsia triacanthos
De christusdoorn bestaat uit 15 soorten en behoort tot de erwtenfamilie of peulendragers (Fabaceae). Vanwege hun afwijkende bloembouw vormen ze samen met onder andere de Amerikaanse Judasboom (Cercis) en de doodsbeenderenboom de onderfamilie Caesalpinoideae, genoemd naar Caesalpinia uit Zuid-Amerika. Ook vormen ze geen stikstof-wortel knolletjes zoals veel vlinderbloemigen wel doen. Het geslacht is genoemd naar J.G. Gleditsch, grondlegger van de Duitse bosbouwkunde en directeur van de Berlijnse botanische tuinen in de 18e eeuw. Triacanthos betekent '3-doornig', slaand op de meervoudig vertakte doorns aan de takken en op de stam. In 1681 introduceerde John Bannister de valse christusdoorn in Engeland.
De valse christusdoorn is een veel geplante soort in de openbare ruimte, andere soorten zijn alleen te vinden in botanische verzamelingen. De mate van gedoorndheid is erg variabel en verschilt per boom. Vanaf 1950 zijn er in de VS diverse doornloze selecties als cultivar geregistreerd en dit zijn nu de meest geplante selecties. Sinds ongeveer 1960 zijn het ook populaire bomen in Europese stedelijke aanplantingen. Strooizout, bestrating, droogte en snoei verdraagt hij probleemloos: een ideale stadsboom. Christusdoorn verdraagt zowel zure als kalkhoudende bodems. De groei op lichte goed ontwaterde gronden is goed: zware en natte gronden zijn ongeschikt. Voor een goede stamvorm is correctiesnoei bij jonge bomen nodig.
In West-Europa is slechts 1 aantaster bekend: de gleditsia-bladgalmug. Er is een groot scala aan selecties, meest van Amerikaanse herkomst. De bladeren zijn een tot tweemaal samengesteld met kleine blaadjes, de bladstelen zijn 20 tot 30 cm lang. De bloemen zijn erg klein, maar zeer talrijk en eenslachtig. Ze produceren veel nectar en tijdens de bloei is het in de boomkroon een gezoem vanjewelste. Mogelijk zijn vruchtenetende dieren van de Noord-Amerikaanse prehistorische reuzenfauna verantwoordelijk geweest voor verspreiding van de zaden.
Gebruik
Het hout is hard, donker roodbruin en duurzaam. Het lijkt op hout van de valse acacia (Robinia), maar heeft een rodere kleur. Het wordt toegepast als vloerenhout, voor deurposten en voor siervoorwerpen. Jonge peulen en zaden zijn eetbaar en Indianenvolken aten ze zowel rauw als gekookt.
Waar te zien
Grote valse christusdoorns staan in Warffum (omtrek ± 300 cm), Nuenen (omtrek 236 cm) en het Waldeckpark (omtrek 227 cm).
Gegevens op een rijtje
Natuurlijk areaal: Oosten van de VS
Status: uitheems, algemeen
Bodemeisen: bodemvaag
Schaduwtolerantie (1-5): laag 1,6
Droogtetolerantie (1-5): zeer hoog 5,0
Hoogte: 15-28 meter
Omtrek: 2-3 meter
Leeftijdverwachting: > 100 jaar
Kroonvorm: ovaal tot schermvormig, breed, transparant
Bladlengte: 20-35 blaadjes 2,5-5 cm
Bloeiperiode: mei- juni
Zaadval: late herfst
Zaadverbreiding: zoogdieren
Vermeerdering: zaaien, enten
Toepassing: parken, lanen, hagen
Bron: Loofbomen in Nederland en Vlaanderen door Leo Goudzwaard
Uitgegeven door KNNV Uitgeverij, Zeist, ISBN 978 90 5011 4325, www.knnvuitgeverij.nl