Meidoorn - Crataegus

De meidoorn behoort tot de rozenfamilie (Rosaceae), evenals krentenboom, de kweepeer, de appel, de peer, de mispel en de lijsterbes. Ze hebben allemaal appelachtige vruchten en een onderstandig vruchtbeginsel.
De meidoorn (Crataegus) kent ongeveer 200 soorten in Europa, Aziƫ en oostelijk Noord-Amerika. In de Lage Landen zijn 3 soorten inheems: eenstijlige meidoorn, tweestijlige meidoorn en koraalmeidoorn, die onderling kunnen kruisen. De naam Crataegus is afgeleid van het Griekse 'krataigos' dat duidt op het harde, taaie en sterke hout. De naamgeving van meidoorns is complex omdat er vaak meerdere synoniemen en verouderde wetenschappelijke namen in omloop zijn. Lokale populaties zijn vaak als aparte soort behandeld en later als een soort beschreven. 'Haagdoorn' is de oude naam die meteen de toepassing van de boom aangeeft: hij was de voorloper van het prikkeldraad, en doornhagen werden gevlochten om ze ondoordringbaar te maken voor het vee.

Herkenning
Meidoorns zijn struiken of kleine bomen, meestal gedoornd, met een rijke bloei en vruchtdracht. De bladeren zijn enkelvoudig, met een gezaagde tot dubbel gezaagde rand en vaak gelobd en staan verspreid op de twijg. Doorns zitten meestal op jonge twijgen, oudere en bloeiende twijgen zijn vaak zonder doorns. De bessen zijn over het algemeen rood, soms zwart of geel, afhankelijk van de soort.

Groeiplaats
Meidoorns hebben een voorkeur voor voedselrijke gronden en verdragen licht zure tot kalkhoudende bodems. De meeste soorten groeien van nature op voedselrijke en vochthoudende zand- en kleigronden. De meeste meidoorns verdragen tijdelijke droogte erg goed, maar ze kunnen niet tegen natte voeten. Op winderige plaatsen groeien ze vaak scheef.

Biodiversiteit en aantastingen
Insecten zorgen voor bestuiving van de tweeslachtige bloemen, die meestal wit en soms roze zijn. De besachtige vruchten worden gegeten en verspreid door vogels. Ze blijven vaak tot lang in de winter aan de boom hangen en lijsterachtigen en pestvogels eten ze dan graag. De meidoornrozetgalmug leeft soortspecifiek op de inheemse meidoorns en veroorzaakt een rozetgal (of meidoornroosje) aan de top van een twijg. Toegenomen zijn de aantastingen door de larve van de perenprachtkever, die graag gangen vreet in takken en stammen. Hierdoor planten sommige gemeenten geen meidoorns meer aan. De larve van deze kever staat ook bekend als de perenringworm. Met het warmer worden van het klimaat is deze kever talrijk geworden en tast - vooral in de warme steden behalve peren en meidoorns, ook mispels en kweeperen aan. Veel soorten zijn gevoelig voor bacterievuur. Schurft (Venturia) veroorzaakt vlekken en misvormingen op bladeren en vruchten.

Toepassing en beheer
Meidoorns kunnen een fraaie combinatie vormen met goudenregen en sering, die in dezelfde periode bloeien. Een roodbladige sierappelaar geeft een mooi kleurencontrast.

Gebruik
Meidoornbessen zijn eetbaar, maar smaken vaak melig en zijn niet erg lekker. Gekookt kan er wel jam van worden gemaakt. Van enkele smakelijke soorten bestaan in de VS selecties met grotere vruchten. Meidoornhout is zeer hard en gewild voor houtdraaiwerk en houtsnijwerk. Door de slijtvastheid is het ook geschikt voor houten tandraderen in molens.

Gegevens op een rijtje
Natuurlijk areaal: Europa, Noord-Afrika
Status: inheems, algemeen
Bodemeisen: voedselrijk, vochthoudend
Schaduwtolerantie (1-5): laag
Droogtetolerantie (1-5): hoog
Hoogte: 5-8 meter
Omtrek: < meter
Leeftijdverwachting: > 100 jaar
Kroonvorm: rond, half transparant
Bladlengte: 4-5 cm
Bloeiperiode: mei
Zaadval: september - oktober
Toepassing: bosrand, tuinen, heggen, straten

Bron: Loofbomen in Nederland en Vlaanderen door Leo Goudzwaard
Uitgegeven door KNNV Uitgeverij, Zeist, ISBN 978 90 5011 4325, www.bomenkennis.nl