Els - Alnus

Elzen vormen samen met berken, haagbeuken, hazelaars en hopbeuken de berkenfamilie (Betulaceae). Er zijn 36 soorten elzen te onderscheiden. De zwarte els (Alnus glutinosa) en de witte els (Alnus incana) zijn inheems en komen algemeen voor in het buitengebied. De hartbladige els (Alnus cordata) en de hybride (Alnus xspaethii) zijn vaak aangeplant in het stedelijk groen.

Alnus betekent 'door water gevoed', vanwege vochtminnende eigenschappen en de groeiplaats vlakbij water. Els is afgeleid van het Germaanse woord 'el' voor roodbruin en duidt op het roodbruine hout.

Zwarte els - Alnus glutinosa

De zwarte els is de meest voorkomende els. 'Zwarte' geeft aan dat hij donkerder is dan de witte els. Zoals gebruikelijk bij plantennamen is zwart niet letterlijk bedoeld, maar in de betekenis van donkerder dan een andere veel voorkomende soort.

Herkenning
Kenmerkend voor elzen zijn de elzenproppen, houtachtige vruchten die een beetje op de kegels van naaldbomen lijken. Daarmee onderscheiden elzen zich van de overige leden van de berkenfamilie. 's Winters zijn elzen herkenbaar aan 3-kantige toppen van de twijgen en aan de gesteelde knoppen. De bladeren zijn enkelvoudig, met een enkel tot dubbel gezaagde rand, en een variabele bladtop en bladvoet. Elzen bloeien vroeg in het jaar, meestal in maart en sommige soorten al in januari, afhankelijk van de heersende temperatuur. Ze hebben hangende stuifmeelkatjes en een opstaande kegelvormige vrouwelijke bloeiwijze.

De bladeren van de zwarte els hebben een kenmerkende stompe tot ingesneden bladtop en zijn volledig kaal. Ze missen de spitse bladtop, die bij vrijwel alle andere boomsoorten dient als druppelpunt om het water snel van de bladeren af te voeren. De twijgtop is kaal, voelt kleverig aan en geeft de boom zijn naam glutinosa (= kleverig).

Groeiplaats
De beste groei wordt bereikt op permanent vochtige en voedselrijke, maar niet te natte groeiplaatsen. Daar worden de bomen soms meer dan 30 m hoog. Elzen zijn meestal niet groot omdat ze op marginale groeiplaatsen staan of door hakhoutbeheer worden kortgehouden. Het is van nature de dominerende boomsoort van het elzenbroek: de natuurlijke bosvegetatie van gronden met stagnerend water. In dit moerasbos groeit hij samen met de grauwe wilg (Safix cinerea) op voedselrijke en permanent natte plaatsen. De soort zaait zich uit op allerlei vrijgekomen vochtige en natte open plekken, aan bosranden, in slootkanten, en dergelijke. De zwarte els is in staat om in pioniersituaties op natte zuurstofarme bodems te groeien dankzij een lage zuurstofbehoefte van de wortels.

Biodiversiteit en aantastingen
Dankzij de stikstofbindende wortel knolletjes van de bacterie Frankia alni kunnen elzen als pioniers op zeer voedselarme plaatsen groeien. Alle elzensoorten leven in symbiose met deze bacterie, binden stikstof uit de lucht, slaan dit op in wortelknolletjes en maken de bodem hiermee voedselrijker. De larven van het elzenhaantje Angelastica alni leven van de bladeren van de zwarte en witte els. Bomen worden na stambeschadigingen vaak aangetast door larven van de wilgenhoutrups. De zaden zijn een belangrijke voedselbron voor sijzen en andere vinkachtigen. De uitheemse soorten plant men vaak aan in de stedelijke omgeving, omdat ze minder gevoelig zijn voor luizen en andere insectenaantastingen dan de inheemse soorten.

Toepassing en beheer
Elzenbroekbossen worden al vele eeuwen beheerd als hakhoutbossen, waarbij na de kap de stobben gemakkelijk uitlopen. Andere toepassingen van de bomen zijn windschermen langs boomgaarden en erven of sierbomen in parken. Op zeer natte standplaatsen is het vaak de meest geschikte soort. Ze verdragen strooizout en zeewind goed. Vaak zijn ze meerstammig uitgegroeid nadat ze een keer zijn afgezet, maar naast enkelstammige bomen komen ook bomenboeketten voor die vroeger proppen werden genoemd. Dit zijn bomen die met meerdere exemplaren in één plantgat werden gestopt. Zowel in park Sonsbeek als in het kasteelpark van Elsloo staan elzenbomen boeketten. Zwarte elzen bereiken zelden grote omvang, meestal groeien ze meerstammig.

Gebruik
Het hout is duurzaam onder water en werd daarom veel toegepast als heipalen onder natte omstandigheden.

Gegevens op een rijtje
Natuurlijk areaal: Europa, West-Azië en Noord-Afrika
Status: inheems, algemeen
Bodemeisen: vochthoudend
Schaduwtolerantie (1-5): redelijk 2,7
Droogtetolerantie (1-5): laag 2,2
Hoogte: 21-33 meter
Omtrek: 2-4 meter
Leeftijdverwachting: 80-160 jaar
Kroonvorm: ovaal, transparant
Bladlengte: 5-9 cm
Bloeiperiode: maart
Zaadval: oktober
Vermeerdering: zaaien, stekken
Toepassing: bos, landschap, parken

Bron: Loofbomen in Nederland en Vlaanderen door Leo Goudzwaard
Uitgegeven door KNNV Uitgeverij, Zeist, ISBN 978 90 5011 4325, www.knnvuitgeverij.nl