Trompetboom - Catalpa
De trompetboomfamilie bestaat uit 11 soorten, waarvan 3 soorten en 1 hybride worden toegepast in parken. De zuidelijke trompetboom (Catalpa bignonioides) is de meest algemene soort. Catalpa is afgeleid van 'kathulpa', de Indiaanse naam van de boom. De naam trompetboom verwijst naar de trompetachtige bloemen.
Herkenning
Trompetbomen zijn laagvertakte bomen met grove takken. De bladeren zijn groot, hartvormig, meestal ongelobd of met 2 zijlobben. Ze lijken daarmee veel op Paulownia-bladeren. Kenmerkend bij trompetbomen zijn de bladeren en knoppen die meestal in kransen van 3 op de twijgen zijn ingeplant. Dit komt alleen voor bij Catalpa en bij smalbladige es (Fraxinus angustifolia). 's Winters zijn trompetbomen goed te identificeren aan de grote ronde bladmerken met de sporen in een cirkel gerangschikt. In de winter blijven de boonachtige doosvruchten lang aan de boom hangen.
Groeiplaats
De trompetboom is niet veeleisend, een goed vochthoudende diepdoorwortelbare grond op een zonnige plaats is voldoende. Van nature groeien ze op voedselrijke, neutrale tot licht kalkhoudende gronden. Het wortelsysteem is aan de oppervlakte sterk ontwikkeld en de wortels zijn dik en vlezig, waardoor verplanten veel zorg eist. Het zijn bomen voor open groeiplaatsen, ze kunnen slecht tegen bestrating. Tijdelijke droogte of tijdelijk natte grond verdragen ze wel.
Biodiversiteit en aantastingen
De bladeren worden in hun natuurlijk verspreidingsgebied wel door rupsen gegeten, maar in West-Europa zijn geen bladetende soorten of aantastingen bekend. De bloemen trekken veel bijen. De gekleurde stippen en strepen leiden de insecten naar de nectarbron. De bladonderzijde kan honingklieren bevatten die door bijen worden bezocht trompetbomen zijn gezonde bomen en kennen weinig aantastingen. Door vorst kunnen scheuten wel bevriezen, maar de bomen herstellen hier goed van. Toepassing en beheer Trompetbomen zijn geschikt voor solitaire aanplant in parken en grote tuinen. Ze vragen veel ruimte voor hun ronde kroon en lage vertakking. Oude trompetbomen zakken vaak scheef en worden dan onderstut. Ook als je ze na omvallen laat liggen groeien ze meestal weer vast met nieuwe wortels. De nogal breukgevoelige takken lopen na afbreken gemakkelijk weer opnieuw uit.
Gebruik
Het hout is lichtbruin en zacht. Vanwege de fraaie structuur en tekening is het geschikt voor meubels, draai- en snijwerk en muziekinstrumenten.
Zuidelijke trompetboom - Catalpa bignonioides
In 1726 introduceerde Mark Catesby deze trompetboom in Europa, via Engeland. Hij is nu in veel parken en grote tuinen te vinden, vaak zeer scheef staand of liggend en steunend op de grond, waar hij ook afleggers kan maken. Deze parkboom is populair vanwege zijn fraaie grote bladeren en dito bloemen. De bloemen zijn wit met gele en violette honingmerken. De bladeren hebben soms 2 zijlobben. Na beschadiging verspreidt de bast van takken een geurige snijboonachtige lucht.
De grootste exemplaren groeien bij Huis te Eerbeek (omtrek 405 cm), in de Leidse Hortus (omtrek 370 cm), het Amersfoortse Singelplantsoen (omtrek 356 cm), het Utrechtse Wilhelminapark en de Amsterdamse Hortus. De liggende trompetboom in Tienen is een monument (omtrek 305 cm), evenals de liggende trompetboom bij paleis Soestdijk. Van de populaire gouden trompetboom 'Aurea' groeien fraaie exemplaren onder meer in Bokrijk en De Dreijen.
Gegevens op een rijtje
Natuurlijk areaal: zuidoosten van de VS
Status: uitheems, algemeen
Bodemeisen: tamelijk voedselrijk, vochtig
Schaduwtolerantie (1-5): redelijk 2,7
Droogtetolerantie (1-5): redelijk 2,6
Hoogte: 14-19 meter
Omtrek: 2-4 meter
Leeftijdverwachting: 100-150 jaar
Kroonvorm: rond, breed, half transtransparant
Bladlengte: 16-32 cm
Bloeiperiode: juli-augustus
Zaadval: oktober-maart
Vermeerdering: zaaien, stekken
Toepassing: parken
Bron: Loofbomen in Nederland en Vlaanderen door Leo Goudzwaard
Uitgegeven door KNNV Uitgeverij, Zeist, ISBN 978 90 5011 4325, www.bomenkennis.nl